Configuratieprotocols 4 – DNS (2)

0
77
Dit artikel is deel 33 van 35 in het DiskIdee dossier Netwerken ontsluierd (cursus)
DossiernavigatieConfiguratieprotocols 4 – DNS (3 – BIND)Configuratieprotocols 4 – DNS (1)

CNAME: Canonical Name of canonieke naam

Dit zijn doorverwijzigen. Een canonieke naam wijst naar een andere naam. In feite gaat het om een alias (of, voor de Linux-mensen: een symbolische link). De doorverwijsnaam moet natuurlijk zelf een etiket zijn en dus terug te vinden zijn bij een A-record, anders zou het weinig zin hebben. Een canonieke naam mag wijzen naar eender welk systeem op internet, het hoeft dus niet naar je eigen domeinnamen te wijzen. Zo kun je in je eigen dns-server een korte naam verzinnen voor een systeem dat je vaak bezoekt. Bijvoorbeeld:

winfix CNAME windowsupdate.microsoft.com

Dat is echter maar beperkt bruikbaar, omdat het etiket (de naam die links staat) alleen maar een eindnaam mag bevatten en zelf dus geen domeinnaam mag zijn, bovendien moet aan de rechterkant van CNAME een verwijzing naar een A-record staan. Je kunt dus niet wijzen naar een url of naar subdirectory’s van een website of zo. In de praktijk gebruiken we dit vooral om gemakkelijk meerdere namen toe te kennen aan een bepaalde server. Bijvoorbeeld:

ns A 194.7.249.1
ekos CNAME ns

PTR: Pointer of wijzer

Een pointerrecord of wijzerrecord is in feite het tegengestelde van een A-record: het vertaalt een ip-adres in een eindnaam. Een dns-beheerder is niet verplicht dit te voorzien, maar soms gebruiken mensen of applicaties een zogenaamde ‘reverse DNS query’ of omgekeerde dns-aanvraag om de domeinnaam horende bij een bepaald ip-adres te weten te komen. Zeker in deze tijd van spammers is dat bijzonder nuttig. Net zoals bij A-records praten we over een gemachtigde vertaling als deze server de eindinformatie bevat om de ip-adressen te kunnen omzetten naar namen.

194.7.249.1 PTR ekos

SOA: Start of Authority (machtigingsbegin)

Als een naamserver gemachtigd is voor een bepaald domein, dan definiëren we deze machtiging met behulp van het SOA-record. Dit record is wat uitgebreider omdat het heel wat meer informatie kan bevatten. Het SOA-record geeft dus aan voor welk domein of welke domeinen deze server gemachtigd is, maar ook welke configuratieparameters van toepassing zijn. Zo kan een SOA-record parameters opgeven die zeggen wie verantwoordelijk is voor het beheer van dit domein en hoe die te bereiken is (naam en e-mailadres), maar ook een serienummer dat opgehoogd wordt bij elke wijziging aan deze gegevens. Dat serienummer wordt gecontroleerd bij de uitwisseling van gegevens met andere servers: zo’n andere server zal maar een bijwerking van de gegevens uitvoeren als het serienummer hoger is dan het zijne.
Na het serienummer vinden we getallen voor de verversingfrequentie (hoe vaak moet een secundaire naamserver bij de primaire controleren of een update noodzakelijk is), intervaltijd (hoe lang in seconden moet de secundaire server wachten alvorens opnieuw te proberen als hij de primaire server niet kon bereiken?), vervaltijd (na hoeveel seconden mag een secundaire server zijn data niet meer gebruiken en moet hij nieuwe data halen bij de primaire server? – dit voorkomt dat een server zou blijven verderwerken met verouderde of onjuiste data) en levensduur (hoe lang in seconden een recursieve server de doorgegeven data in zijn cache mag houden). Overigens is het mogelijk bij elk record zo’n levensduur op te geven. Als dat niet gebeurd is, geldt de SOA-levensduur voor dat record.
Een voorbeeld van een SOA-record:

@ IN SOA datatestlab.com. (
200502183 ; Serienr
28800 ; Ververs
7200 ; Interval
604800 ; Verval
86400) ; Levensduur

Het ‘@’-teken betekent hier ‘oorsprong’. We moeten het domein immers nog definiëren. De ‘IN’ is de klasse. Er zijn er twee: IN en CH. Dat staat voor ‘internet systeem’ en ‘chaos systeem’. Doorgaans zul je altijd IN tegenkomen. Normaal hoort er bij elk recordtype ook een klasse opgegeven te staan, maar eigenlijk hoeft dit maar één keer en voor alle records waarvoor geen klasse vermeld staat, neemt hij dan de vorige klasse over. Op dezelfde manier neemt hij het vorig etiket over als er geen vermeld werd bij een nieuw record. De eindpunt achter de ‘.com’ in dit voorbeeld geeft aan, dat er niets meer achter volgt, er is dus geen hoger domein meer. Het serienummer is vaak een datum in ISO-formaat met een volgnummer erachter, maar dat hoeft dus niet: je mag ervan maken wat je maar wil. De verversingsfrequentie is 28.800 seconden of acht uur, interval is 7.200 seconden of twee uur, verval is 604.800 seconden of één week en de levensduur is 86.400 seconden of één dag. Dit zijn de meestvoorkomende waarden. Ze hoeven overigens niet netjes op verschillende regels te staan, al is dit wel duidelijker omdat je dan commentaar kunt toevoegen. Het kan ook veel korter als:

@ IN SOA datatestlab.com. (200502183 8H 2H 1W 1D)

In plaats van seconden mag je dus ook een andere eenheid opgeven door een eenheidsindicator achter het getal te zetten. Merk op dat we in dit voorbeeld geen contactpersoon of e-mailadres hebben opgegeven.

1
2
3
4
Vorig artikelConfiguratieprotocols 4 – DNS (1)
Volgend artikelConfiguratieprotocols 4 – DNS (3 – BIND)