Netwerkbeheer

4
50
Dit artikel is deel 16 van 35 in het DiskIdee dossier Netwerken ontsluierd (cursus)
DossiernavigatieWAN-topologieënRouting

Een netwerk is niet statisch: het kan nodig zijn het netwerk uit te breiden, op te splitsen in makkelijker handelbare delen of om een verbinding op te bouwen met een ander netwerk. Dat valt allemaal onder netwerkbeheer en dat bekijken we in dit veertiende deel van de cursus Netwerken Ontsluierd.
nwt14_router
Een netwerk bestaat uit een aantal stations die onderling verbonden zijn met behulp van een welbepaalde technologie en volgens een welbepaalde topologie, zoals we al besproken hebben in het begin van deze serie. Daarbij maakt de netwerkbeheerder een keuze inzake netwerktechnologie en -topologie volgens wat hem op dat moment het beste lijkt. Dat sluit echter niet uit dat er later situaties ontstaan waarbij er wijzigingen nodig zijn. Een van de vaakst voorkomende situatiewijzigingen heeft te maken met het nogal drastisch groeien van het netwerk. Dat zie je vooral bij snel groeiende bedrijven, waarbij het aantal gebruikers in het netwerk explosief kan toenemen. Zoiets leidt dan tot netwerkverstoppingen, zeker bij Ethernet. De oplossing is het opsplitsen van het netwerk in meer handelbare segmenten, of kortweg netwerksegmentering. Dat doen we met behulp van een switch. In deel 5 uit deze serie kon je daar al het een en ander over lezen.

Structuur
De juiste aanpak voor het segmenteren van het netwerk is dat het eerst in een hiërarchische structuur gegoten wordt. Dat doe je eerst op papier. Zet netwerkstations die heel veel verkeer te verwerken hebben (zoals servers) bovenaan in de hiërarchie en stations die minder verkeer te verwerken hebben lager. Zo krijg je een soort van boomstructuur, waarbij helemaal onder aan de stations met de laagste netwerkactiviteit staan en helemaal boven aan die met de hoogste activiteit. De beste aanpak is een bij elkaar horende groep stations op een hub aan te sluiten en voor de verbinding naar het hogere niveau een switch te gebruiken. Als er over het algemeen nogal wat netwerkactiviteit is, kan het zelfs prefereerbaar zijn hubs alleen op het laagste niveau te gebruiken en daarboven alleen maar switched hubs of switches. In veel bedrijven zie je tegenwoordig zelfs een tendens om hubs helemaal overboord te gooien en alleen nog maar switches te gebruiken. Dat kan, omdat switches steeds goedkoper worden. Switches dienen niet alleen maar voor het schakelen van een zelfde netwerktechnologie, maar kunnen ook gebruikt worden voor conversie naar een andere netwerktechologie. Zo’n switch noemen we een conversieswitch. Je gebruikt een conversieswitch om een Ethernet netwerk aan Fast Ethernet te koppelen, of Ethernet en Fast Ethernet aan Giga Ethernet. Als de netwerktechnologie meer verschilt dan dat, moet je gespecialiseerde toestellen gebruiken: routers en bruggen.

Netwerkkoppelaars
Zoals je in deel 5 al kon lezen, kun je netwerken aan elkaar koppelen op twee manieren: ofwel doe je de conversie op het niveau van de netwerktechnologie (de dataverbindingslaag van het OSI-model), ofwel op het niveau van de netwerkprotocollen (de netwerklaag van het OSI-model, op voorwaarde dat de transportlaag identiek is). In het eerste geval gebruiken we een brug of bridge, in het tweede geval een router. Er zijn ook toestellen op de markt die beide kunnen en dan heten die brouters. De configuratie van zo’n toestel kan heel ingewikkeld zijn, afhankelijk van wat voor formaatconversies er precies moeten plaatsvinden en of er een vorm van authenticatie vereist voor toegang tot de netwerken waartussen geconverteerd moet worden. Het koppelen van netwerken heeft meestal minder te maken met het pure uitbreiden van het eigen netwerk in de zin van meer netwerkstations aansluiten, maar wel met het hebben van meer functionaliteit. Het bekendste voorbeeld hiervan is tegenwoordig wel de koppeling van een bedrijfsnetwerk aan het internet. Dat gebeurt via een router maar dat is niet altijd even duidelijk omdat die bijvoorbeeld ingebouwd kan zijn in een server. Als je bijvoorbeeld een Windows server gebruikt, dan koppelt die intern de Windows netwerkprotocollen (NetBEUI/NetBIOS) aan TCP/IP.

Vorig artikelRouting
Volgend artikelWAN-topologieën

4 REACTIES

  1. Als dit aangegeven wordt: 10.0.0.0/12 dan betekent dat een 12 bits subnetmasker,
    Een 8 bits subnetmasker ziet er als volgt uit: 255.0.0.0, maar wat betekent dat nou voor een 12 bits subnetmasker en hoe ziet dat er uit?

  2. Vorgens mij kunnen verschillende subnets elkaar niet zien totdat er een route is gemaakt tussen deze verschillende netwerken. Ik dacht even aan het programmatje ROUTE

    Route Add IP_1 mask IP_2 mask

    waarbij deze twee machines een route hebben gelegt.
    Maar in de LMHOSTS zijn uitgebreidere definities mogelijk.
    Daarin kunnen volgens mij verschillende netwerk groupen met elkaar verbonden worden.

    Mocht ik abuis zijn heb ik het verkeerd en klopt het dus niet wat dus niet correct is. Laat het even weten.

  3. Je kunt verschillende subnetten in 1 bedrijf gebruiken. Subnetten praten met elkaar via een router, maar als het bitpatroon genoeg op elkaar lijkt kun je een netmasker gebruiken dat meer dan 1 subnet omvat en dan heb je geen router nodig.

  4. Kan je verschillende subnetmasks binnen 1 bedrijf gebruiken? Of zien de verschillende afdelingen elkaar dan niet meer? Als ik wat vraag aan de leraar netwerken, moet hij het zelf nog opzoeken.

Reacties zijn gesloten.