Flor Bex (MUHKA): “Ik droom van virtual reality.”

1
45

Het MUseum van Hedendaagse Kunst Antwerpen of MUKHA leek ons een goed vertrekpunt voor ons onderzoek. De aanvankelijke schroom van curator Flor Bex bij het horen van het woord ‘computer’ maakt uiteindelijk plaats voor een genuanceerde kijk op de zaak. Volgens Flor Bex is er op dit terrein al lang iets aan het gebeuren, zij het niet altijd duidelijk zichtbaar.
kunst_mukhagebouw
Flor Bex: Heel wat kustenaars gebruiken de computer bij de productie van werken. Dan zie je natuurlijk een eindproduct waar de meeste mensen niet van weten of niet onmiddellijk van zien dat er een computer aan te pas is gekomen. Ik denk dan vooral aan fotografie natuurlijk. Heel wat beeldende kunstenaars die met het medium fotografie gaan werken doen heel wat bewerkingen. Er zijn zelfs een aantal kunstenaars die complete beelden digitaal creëren – die bijvoorbeeld menselijke figuren creëren die niet bestaan – en daar afdrukken van maken.
DISKIDEE: Grijpen die kunstenaars dan toch weer niet terug naar een traditionele vorm: de afbeelding of de videobewerking?
FB: Het is zo dat met nieuwe technologieën er twee soorten mensen zijn die daarmee creatief gaan werken. Je hebt kunstenaars die nieuwe visuele middelen zoeken. Die soms denken ’the medium is the message’. Die gaan dan iets doen met die nieuwe technologie, maar dat is over het algemeen in die beginperiodes niet bijster interessant. Ik bedoel dat het een hele tijd duurt vooraleer die mensen daar creatief mee beginnen om te gaan. Het medium blijft een gereedschap en het vergt evenveel inzet als op een wit doek een landschap beginnen te schilderen. Je moet dat medium onder de knie hebben. Daarnaast bestaat er wel zoiets als ‘computerkunst’. Die is vooral bekend door prints, enzovoorts. Door ‘compugraphics’. Dan zie je dat het om een heleboel mensen draait die in feite uit de techniek komen. Niet uit de kunst of de kunstopleidingen. Ze zijn niet zo bekend in het kunstmilieu. Ze komen wel aan bod tijdens speciale tentoonstellingen rond ‘compugraphics’, maar je ziet die niet zo gemakkelijk verschijnen in het traditionele kunstcircuit.
DISKIDEE: Is hier niet sprake van een tweedeling? Neemt de kunst die stroming niet au serieux?
FB: Die werd inderdaad niet au serieux genomen. Maar je hebt ondertussen wel heel wat kunstenaars die hoe langer hoe meer met de computer werken. We hebben hier een paar maanden geleden een tentoonstelling gehad van Anne-Mie Van Kerckhoven met haar video’s en haar fotowerken. Zij vertrekt van bestaande foto’s en beelden die ze gaat bewerken. Je hebt ook heel wat videokunstenaars natuurlijk. De bekendste in de wereld zijn Gary Hill en Bill Viola. Vooral Viola die in zijn laatste werken echt met bewerkte opnames gaat werken, die dan visueel beeldend heel sterk worden door vertragingen en door bepaalde manipulaties. Dat is een professional. Die weet exact waar hij naartoe gaat. Ik heb ook een werk gekocht van David Claerbout, een jonge videokunstenaar van bij ons. Die bewerkt ook de beelden. Het werk is een grote projectie op een wand van een zicht op een stad. Op het voorplan staat een enorme grote boom. Het is een volledig stilstaand beeld, behalve dat de bladeren van die boom ritselen. Onmiddellijk word je gepakt omdat je geconfronteerd wordt door beweging en stilstand. Dat kan je alleen maar met computerbewerking doen.
DISKIDEE: Dat is dan toch een stap die een traditionele kunstenaar niet kan zetten.
FB: Dat vind ik juist heel knap. Met alle traditionele media kan je dat effect en heel die betekenis van dat beeld niet bereiken. Enkel door video en dan ook nog eens met bewerking door de computer. Dat kan je niet met schilderen of met beeldhouwen. Dat is dan wel heel specifiek.
DISKIDEE: Wordt er bij de opleidingen aandacht besteed aan de computer?
FB: Ja, een aantal academies hebben een audiovisuele afdeling die hoe langer hoe belangrijker wordt. In het Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen – wat een soort overkoepelend postgraduaat is na de Academie en waar zo’n dertigtal kunstenaars een tweetal jaren een atelier krijgen – is er ook een medialab waar een heel aantal computers staan en waar studenten les krijgen van specialisten die hen alle trucs en tips leren.
DISKIDEE: Werkt u zelf met een computer en probeert u nieuwe evoluties te volgen?
Ik ken alleen de grote principes. Ik weet wat er allemaal mogelijk is. Mijn grote probleem is tijdgebrek. Ik heb hier nog maar pas een nieuwe computer met scanner, digitale camera, enzovoort. (We spieken even: de computer is van Compaq en de scanner en digitale camera zijn van Agfa). Die moeten onder meer dienen om de hele verzameling van het museum te digitaliseren en van daaruit bijvoorbeeld cd-roms te gaan maken. Meestal lay-out ik de catalogi van het museum zelf – wegens de beperkte middelen van het museum doe je dat dan maar zelf – maar ik heb geen tijd om al die handboekjes van buiten te leren. Je moet dat in de praktijk doen. Je moet gewoon erin vliegen. Ik ben ervan overtuigd dat een groot gedeelte van het publiek dat hier naar het museum komt misschien liever naar huis gaat met een cd-rom dan met een gedrukte catalogus.
DISKIDEE: Je vindt tegenwoordig steeds vaker wat je zou kunnen noemen ‘gesammtkunstwerken’ van beeld, muziek, dans en dat speelt zich totaal af naast musea. Hoort dat niet meer thuis in een museum?
FB: Er gebeurt waarschijnlijk een hoop interessants en creatiefs buiten het klassieke kunstmilieu waar ik niet van op de hoogte ben of die mensen komen mij niet opzoeken. Misschien is daar een communicatiestoornis of misschien denken die mensen niet aan musea.
DISKIDEE: Moet zich dat niet vertalen in een andere manier van tentoonstellen?
FB: Vanaf de jaren zestig en zeventig is het heel eigenaardig geweest dat alle nieuwe experimenten qua dans, muziek, podiumkunsten niet aan bod kwamen in de traditionele instellingen die daarvoor bestonden. Al die dingen werden wel getoond in het circuit van beeldende kunsten, zoals galeries. Ik denk dan aan performances, repetitieve muziek. Dat is toch een bewijs dat het beeldende kunstencircuit meer openstond dan de andere disciplines voor al die nieuwe experimenten. Maar ondertussen werd dat weer allemaal gestigmatiseerd in allerlei vakjes en zo. Bovendien zijn bepaalde instellingen gebouwd voor bepaalde media en anderen niet. Zo heb ik in het MUHKA een beperking op muziekgebied. Er is hier bijvoorbeeld nergens rekening gehouden met akoestiek. Hetzelfde geldt voor de culturele centra in Vlaanderen. De voorzieningen voor podiumkunsten zijn er wel in dat gebouw – ze hebben allemaal een mooi theater -, maar de meeste zijn er nooit op voorzien geweest om schilderijen tentoon te stellen. Ik denk dat we naar de toekomst toe architecturaal moeten gaan nadenken over polyvalentie van bepaalde ruimtes zodat het allemaal kan, want die ruimtes zijn er op dit ogenblik niet.

Website De website van het MUHKA blijkt een heikel punt te zijn. Wat we de dag voor het interview ook proberen, we raken niet voorbij de eerste pagina. Flor Bex wil dit meteen controleren. Op zijn eigen computer heeft hij nog geen internetaansluiting, daarom neemt hij ons mee naar een computer van een van zijn medewerkers. Dat die nog niet allemaal vertrouwd zijn met het nieuwe medium blijkt uit het feit dat de medewerkster niet weet wat de url is van de eigen website. Eenmaal de hoofdpagina geladen slaagt Flor Bex er zelf in naar de volgende pagina’s te surfen. Daar zouden afbeeldingen moeten te vinden zijn, maar die krijgen we niet te zien. “Dit klopt niet,” zucht de curator. “Ik zal ze eens bellen.” De website van het MUHKA wordt extern beheerd.
DISKIDEE: Ziet u de website meer als een visitekaartje, een warmmaker voor bezoekers? Of moet die op termijn tot iets meer uitgroeien?
FB: Aan de ene kant blijft natuurlijk de informatie naar en de communicatie met mogelijke fysieke bezoekers. Aan de andere kant moet je in de toekomst de bezoeker op je website de kans geven om je lopende tentoonstelling te bezoeken of in je verzameling te gaan rondwandelen. Maar het grote probleem is dat daar op de een of andere manier voor betaald moet worden. Dat staat nog allemaal niet echt op punt. Maar voor mij zou die evolutie fantastisch zijn. Ik ben namelijk een tentoonstellingmaker. Ik heb zowat 500 tentoonstellingen gemaakt in mijn leven. Mijn grote frustratie als tentoonstellingmaker is dat je voor de catalogus altijd moet werken met foto’s van vorige tentoonstellingen. De catalogus moet er immers al liggen bij de opening van de tentoonstelling, anders verkoop je die niet meer. Maar die foto’s zijn op een andere locatie of in een ander museum genomen. In feite blijft er van je tentoonstelling dus niets over. Ik heb altijd gedroomd van een soort bibliotheek met tentoonstellingen in virtual reality. Als dan iemand zegt: “Ik heb die tentoonstelling van 1987 nooit gezien, kan ik die nog eens zien?” kun je hem een helm opzetten en kan hij erin rondlopen. Toch zijn we zintuiglijke mensen. We gaan altijd contact met het echte nodig hebben.

Vorig artikelDe digitale muze
Volgend artikelRubens schilderde zijn fruit ook niet zelf

1 REACTIE

Reacties zijn gesloten.