Wrevelspotje

0
13

Bedrijven beginnen stilaan het internet te ontdekken om reclamecampagnes te voeren. Vooral portaalsites proberen te leven van advertentie-inkomsten. Maar die inkomsten zijn nog niet van die aard dat er op korte termijn grote winsten in het verschiet liggen. Zo verloor Go.com, de internetportaal van Disney, maar liefst 1 miljard dollar (978 miljoen Euro) in het fiscale jaar 1999. De advertentie-inkomsten van Go.com bedroegen een luttele 200 miljoen dollar (195,45 miljoen Euro)! Als u dan weet dat de belangrijkste inkomsten van Go.com uit reclame moeten komen, fronst u wellicht net als ik even met de wenkbrauwen. En toch geloven ze bij Go.com in hun internetinitiatieven. De investeerders trouwens ook, want het aandeel van Go.com steeg met 1,5 dollar. Begrijpen wie het kan.Of reclamecampagnes op het internet ooit een zelfde vlucht zullen nemen als op radio, televisie of in de gedrukte media is nog maar de vraag. Het bannertje is inmiddels wel al ingeburgerd als advertentieruimte, maar qua afmetingen is het toch eerder beperkt. Twee lijntjes tekst of een leuke animatie, dan heb je het wel gehad. Bovendien moet het doelpubliek, om in reclametermen te spreken, toch al over een degelijk computersysteem beschikken wil de campagne dat publiek bereiken. En dat is volgens mij op dit ogenblik zeker niet het geval. Een bannercampagne bereikt hooguit het topje van de potentiële ijsberg. De meeste gebruikers zijn er immers hardware- of softwarematig niet klaar voor. Hoe vaak gebeurt het niet dat op een webpagina in de bannerruimte het bericht verschijnt “The page could not be displayed”. Je zult als bedrijf maar een reclamecampagne voeren op die manier. Het is alsof een bedrijf drie minuten reclametijd koopt bij een commerciële televisiezender om dan op het uitzenduur te moeten vaststellen dat het scherm leeg blijft met de boodschap ‘Storingen’. En het kan nog veel fouter gaan. Neem nu de campagne op het internet van de VDAB (ze liep ook kort op DiskIdee). Die met dat schattige poesje. Bij een collega klinkt er plotseling een klagelijk miauw uit zijn speakers als de bewuste banner op zijn scherm verschijnt. Maar bij mij blijft de bannerruimte leeg en blijven ook de speakers stom. Je zou het kunnen vergelijken met een advertentie in een tijdschrift waarbij de pagina maagdelijk wit blijft. Het blijft bovendien niet bij dat witte bannertje, want na enkele seconden verschijnt er een schermpje dat me vraagt of ik Macromedia Flash wil downloaden. Hoezo? Enkel omwille van het VDAB-reclamebannertje? Ik heb op dat moment wel wat anders aan mijn hoofd dan een miauwend katje. En dan mag ik nog van geluk spreken dat ik door nee te antwoorden op het verzoek Macromedia Flash te downloaden het schermpje kan sluiten en verder kan surfen. Je zult maar onder OS/2 met Netscape Navigator 2.02 werken en naar een webpagina surfen waarvoor je Macromedia Flash nodig hebt. Dan blijft je systeem een tijdlang proberen om die webpagina binnen te halen, waarna het plotseling zonder pardon heel je internetbrowser afsluit. Dank u wel, reclamecampagne! De gewone gebruiker moet maar zien uit te vogelen wat er aan zijn systeem mankeert. Ook al storen veel mensen zich aan reclame op radio en televisie, ze hebben er inmiddels mee leren leven. Ook een internet zonder reclame is ondenkbaar. Heel wat mooie initiatieven zouden niet mogelijk zijn zonder advertentie-inkomsten. Maar als die mooie bannerreclames de gebruiker met allerlei software-installaties of updates om de oren gaan slaan of erger nog zonder te waarschuwen programma’s gaan afsluiten, dan schieten die reclamecampagnes meer dan hun doel voorbij. Enige wrevel is dan nog een milde reactie. U zou het toch ook niet pikken dat uw radio- of televisietoestel de geest geeft na het uitzenden van een reclamespotje?

Vorig artikelInformaticacrimi’s: Voyeurisme de pas afgesneden
Volgend artikelWaar halen Belgische ISP’s de mosterd vandaan?
Ludo Schildermans
Ludo Schildermans is schrijver. Zijn recentste roman is De reis van de hofarts (samen met Jozef Schildermans) onder de auteursnaam L.J. Schildermans gepubliceerd bij Uitgeverij Houtekiet.