Het grote netwerkdebat

0
27

Informatiseren? Zo geklaard! Tenminste dat moeten ze in de Kamer van Volksvertegenwoordigers gedacht hebben, toen de eerste plannen daartoe eind jaren 90 op tafel kwamen. Het pakte anders uit: na een investering van meer dan 100 miljoen ligt er inderdaad een netwerk dat stilaan de allures van het gekende sprookje ‘de kleren van de keizer’ lijkt aan te nemen. Dat het ATM-netwerk al bij de aanleg verouderd was, omdat niemand rekening hield met een ’technology update’ die voor de aanvang van de werken zou uitgevoerd zijn, was slechts een marginaal probleem. Dé kern van het informaticadispuut is: wérkt het of werkt het niet? Sommigen, waaronder de flamboyante voorzitter van de Kamer, Herman De Croo, menen dat het werkt, een mening die niet wordt gedeeld door de meeste parlementsleden.

Ik verbind, dus ik besta?
Tot op de dag van vandaag blijkt het netwerk immers voor het grootste deel een virtueel netwerk. Het is er wel, maar enige verbinding met collega’s of met de buitenwereld blijft uit. En hiermee zitten we natuurlijk meteen midden in het filosofisch debat: wanneer bestaat een netwerk? Volstaat het te beschikken over een bundel kabels, afgewisseld met een reeks ronkende actieve componenten? Of moet een netwerk in navolging van Descartes minstens het bewijs kunnen leveren van zijn bestaan: “ik verbind, dus ik besta?”Maar goed, ook met netwerk ziet het er voor de leden van de kamer vrij somber uit: zoals alles wat van en naar Brussel beweegt het grootste deel van de dag onderhevig is aan files, zal geduld ook in de toekomst een van de voornaamste parlementaire deugden zijn. Het is twijfelachtig of zelfs een doortastende Minister van Mobiliteit hier baanbrekend werk kan verrichten. De Kamer is namelijk niet alleen een eigenzinnig orgaan, maar ook een onafhankelijk eiland in een maatschappij die draait op netwerken en interconnecties. Het bestuur van de Kamer bestaat uit een college van goedbetaalde quaestoren, zeg maar schepenen, die het praktisch reilen en zeilen van de Kamer regelen. Zoals een onafhankelijk orgaan betaamt, controleer de Kamer, met inbegrip van de quaestoren, ook zichzelf.

Janboel
Het resultaat van dit systeem spreekt voor zich. Maakt het College van quaestoren er een janboel van? Wordt er meer dan 100 miljoen geïnvesteerd in een werkloos netwerk, dan zou dat in iedere onderneming die zichzelf respecteert aanleiding geven tot een kleine revolutie. Zo niet in de Kamer, waar alle grote partijen deelnemen aan de macht en fouten demoedig worden vergeven en afgedekt. Het reilen en zeilen van het netwerk zal dus nooit het voorwerp zijn van een grondig intern onderzoek — het is toch maar de belastingbetaler die opdraait voor dit slecht beheer. En het zal voorlopig wel ijdele hoop blijven dat deze belastingbetaler een grondige externe controle eist op zijn parlement en de aanstelling van een extern management om het parlement — een instelling die per slot van rekening meer dan 1000 mensen tewerk stelt — op een eigentijdse wijze te besturen. De volksvertegenwoordigers zouden zo eindelijk tijd krijgen voor het betere werk, zoals het controleren van de regering en het opstellen van wetten die onze samenleving leefbaar houden.

Vorig artikelPrintbroertjes
Volgend artikelTien op tien?