Van Napster, Robin Bloor en de dingen die voorbij gaan

0
60

admuldergroot
De Napster-technologie zal waarschijnlijk voortwoeden als een ondergronds veenbrand. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de diverse alternatieve Napster-servers in de rest van de wereld? Die blijven gewoon in de lucht als ze niet onder de Amerikaanse wetgever vallen. Met andere woorden: we zullen weinig merken van Napsters verscheiden. Hooguit zal een voormalige Napster-fan uitwijken naar Napigator of het werkelijk bloedsnelle Nederlandse KaZaa.

Rechter
Het illegale uitwisselen gaat gewoon door tot ook hier een rechter beslist dat Napster-achtige servers de lucht uit moeten. Dat zien we niet snel gebeuren, omdat de jongens en meisjes van de NVPI of de IFPI (de Nederlandse en Belgische brancheorganisaties voor de entertainment industrie) niet veel kunnen doen tegen echte peer-to-peer file uitwissel technologiën. De Nederlandse muziekindustriebelangenbehartiger is wel minder militant dan haar Amerikaanse en Belgische evenknieën. De Belgische muziekindustrie deinst er niet voor terug om zwaar geschut in te zetten. Invallen bij Belgische Napster-fans werden daarbij niet uitgesloten. Juridisch gezien zullen de Belgische verdedigers van muziekindustrie hun hoofden in een wespennest steken als ze daar aan beginnen. Het lijkt qua privacyschending alsook qua bewijslast problemen op te leveren. En dat niet alleen omdat nogal wat Internet Service Providers dynamisch IP-adressen toewijzen van aan hun klanten.

Toekomst
In de voorbarige Napster necrologieën die er inmiddels verschijnen, gaat men meestal in op de toekomst. Die zou liggen in andere, niet traceerbare file uitwisselprogramma’s als de op Gnutella (spreek uit: Nutella) gebaseerde Bearshare– of Limewire-software. Wij verwachten daar eigenlijk niet zoveel van. Ten eerste is de interface van Gnutella ronduit gebruikersonvriendelijk. Een beginneling krijgt het niet aan de praat. Bearshare en LimeWire hebben op dat terrein goed werk verricht, maar het blijft behelpen qua snelheid.Ten tweede bestaan er gerede twijfels over de schaalbaarheid van Gnutella. Het systeem kent geen centrale database. Dat is aan ene kant een voordeel, bijvoorbeeld omdat de wetgever er moeilijk vat op kan krijgen. Aan de andere kant lijkt het een performance killer. De zwakste schakel bepaalt de snelheid van het geheel. Bijvoorbeeld Kazaa, een van de belangrijkste en snelstgroeidende Napster alternatieven, maakt gebruik van een server.

P2P
Napster en Gnutella zijn eigenlijk de voorboden van iets dat tot een serieuze IT-ontwikkeling kan uitgroeien: peer-to-peer of P2P. Nu is P2P niets nieuws. In Windows 98 zit al een P2P-netwerk ingebouwd: het Netbios-protocol. Maar het gaat erom dat er nu interessante P2P-toepassingen op de markt komen. Het programma Groove van Ray Ozzie is daarvan een voorbeeld. Ozzie bedacht ooit Lotus Notes, dus het is iemand om in de gaten te houden. De software biedt de functionaliteit van eenvoudige werkgroepsoftware, maar dan volgens de P2P-methode. Dat wil zeggen dat er geen host nodig is. Er bestaat nog een interessante toepassing: Radio Userland. Dat is software waarmee je een site op het Web kunt publiceren. Het is een ideaal hulpmiddel voor mensen die over een ‘always on’-Internet verbinding beschikken. Een derde voorbeeld komt van de Amerikaanse gratis Internet toegangsverschaffer Juno Online Services. Die overweegt een virtueel supercomputer project te beginnen. Het gaat erom dat mensen die gratis Internettoegang krijgen daarvoor in ruil hun overtollige rekenkracht aan Juno terugleveren. Ze dienen dan een stuk software te downloaden die ongebruikte pc rekentijd benut voor het uitvoeren van rekenklussen (bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van medicijnen). Het idee lijkt op de Seti@home screensaver waarmee vrijwilligers grote hoeveelheden gegevens van radiotelescopen doorrekenen op hun pc.

Netwerk Computer
De verwerkingskracht komt bij P2P-toepassingen te liggen aan de randen van het Internet. De P2P-beweging staat daarmee frontaal tegenover de opvattingen van grote databaseleveranciers als Larry Ellison (Oracle). Die laatste zag de pc het liefst gereduceerd tot een soort telefoon: twee draadjes voor de stroom en twee draadjes voor de data. Een dergelijke centralistische architectuur werkt uiteraard in het voordeel van database-leveranciers. Sommige IT-goeroes leende destijds hun oor aan Ellisson en waren enthousiast over de mix van Java, browser en Netwerkcomputer (NC). Zo kwam het renomeerde IT-onderzoeksbureau Bloor Research in 1997 met een vuistdik rapport ‘The Enterprise in Transistion’. In het boekwerk werd onder meer een conservatieve schatting gegeven van het aantal verkochtte NC’s in 2001. Er zouden dit jaar in de zakelijke markt wereldwijd ruim 37 miljoen NC’s worden afgezet tegen slechts 18 miljoen PC’s. In het optimistische scenario rekende goeroe Bloor op een verkoop van 47 miljoen NC’s tegen een magere 3 miljoen pc’s. Marktonderzoeker en columnist Robin Bloor wordt nu niet graag meer herinnerd aan dit scenario. Larry Ellison, toch al niet een van de meest deemoedige CEO’s, vindt dat hem wat dit betreft niets te verwijten valt. “Uiteindelijk heb ik toch gelijk gekregen”, zei hij onlangs. Hij verdedigde zich door er op te wijzen dat WAP-telefoons eigenlijk ook NC’s zijn. Waarmee nog maar eens is aangetoond dat je het makkelijkst het gelijk aan je zijde vindt als je ook de definities van de gebruikte begrippen mag bepalen.

Vorig artikelNieuwe iBooks in drie uitvoeringen
Volgend artikelEvolutie, geen revolutie