Internetprotocols (deel 5)

0
49
Dit artikel is deel 26 van 35 in het DiskIdee dossier Netwerken ontsluierd (cursus)
DossiernavigatieInternetprotocols (deel 4)Internetprotocols (deel 6)

Protocol
In feite staat Telnet los van de eigenlijke opdrachtregel op afstand. Telnet is een heel algemeen terminalprotocol. Dit betekent, dat het ontworpen werd om een algemene tweeweg communicatie tot stand te brengen tussen twee systemen. De voornaamste bedoeling van Telnet is een standaardmethode bieden voor het aan elkaar koppelen van terminaltoestellen en terminalgeöriënteerde processen. Hierbij werd van in het begin gedacht aan communicatie tussen twee terminals (‘linking’) en tussen twee processen (gedistribueerd rekenwerk).
Telnet is dus niet meer dan een manier om je via je toetsenbord te laten communiceren met een toestel op afstand. Net zoals alle andere applicaties werkt ook Telnet via een client/server-systeem. Je kunt een Telnet-client laten babbelen met een Telnet-server op tcp-poort 23. Niets houdt je echter tegen om een Telnet-client te laten babbelen op een andere poort met eender welke andere applicatieserver.
In de vorige delen van deze reeks (zie de inhoudsopgave aan de rechterbovenkant van dit artikel) hebben we immers al getoond hoe je kunt telnetten met een webserver en met een smtp- en pop3-server. Telnet communiceert immers met gewone platte tekst en dus werkt dat met eender welke server die dat ook doet. Als je echter specifiek met een Telnet-server contact opneemt, dan is het de geplogenheid dat die je doorkoppelt naar een opdrachtregel van het systeem. Neem je dus contact op met een Telnet-server op een Linux-systeem, dan krijg je geen DOS-opdrachtregel maar een Linux shell-interface.
Om een DOS-opdrachtregel te krijgen moet je babbelen met een Telnet-server onder Windows 2000. Wel even opletten: als je telnet naar een OS/2-systeem krijg je een opdrachtregel die erg doet denken aan een DOS-opdrachtregel en ook de meeste DOS-opdrachten ondersteunt, maar in feite is deze OS/2-opdrachtregel veel flexibeler (o.a. met standaardondersteuning voor de Rexx-scripttaal) en is de organisatie van het besturingssysteem en bijbehorende systeembestanden en -opdrachten zelfs totaal anders dan je gewend bent van een Windows-systeem.


Telnet sessie naar Windows
 

Terminal
De terminalinterface van Telnet zie je maar echt duidelijk als je een Telnet-client start zonder die te verbinden met een applicatieserver. Dat doe je door onder Windows te klikken op Start/Uitvoeren en dan TELNET en Enter te tikken. Nu zit je in het eigenlijke terminalprogramma. In feite is dat ook een opdrachregel, maar puur die van het terminalprogramma. Dat terminalprogramma kent enkele opdrachten, zoals OPEN (om een verbinding te maken), CLOSE (om een verbinding te sluiten), bevelen om het soort terminal te configureren en om statusinformatie op te vragen. Een hulpfunctie is er ook. Als er een escape-functie opgegeven wordt (bij Windows is dat ctrl-$), wordt daarmee bedoeld dat je vanuit een gestarte verbinding terug de opdrachtregel van de telnetterminal te voorschijn kunt halen. Je kunt dan statusinformatie opvragen over de lopende verbinding of die afbreken.
In de meeste gevallen zul je het programma TELNET starten met op diezelfde opdrachtregel meteen het ip-adres of de hostnaam van de Telnet-server waar je contact mee wil opnemen. Je slaat dan in feite de terminalopdrachtregel van je Telnet-client grotendeels over, maar je kunt die ook dan nog oproepen met behulp van de escape-functie. Voordat je van de Telnet-server een CLI aangeboden krijgt, moet je eerst nog inloggen. Dat is een kwestie van gebruikersnaam en -wachtwoord intikken, waarna je de opdrachtregel te zien krijgt. Omdat zowel de inlogprocedure als alle andere data onversleuteld over het netwerk en zelfs over het internet verstuurd worden, beschouwt men Telnet als een onveilig protocol. Een hacker zou weinig problemen hebben om Telnet-communicatie te onderscheppen en dus te misbruiken.

1
2
3
Vorig artikelInternetprotocols (deel 6)
Volgend artikelInternetprotocols (deel 4)