Home Audio / Video

Scannen of digitaal fotograferen?

3
503

Ditmaal vergelijken we niet twee of meer apparaten, maar wel twee technologieën. We gaan op zoek naar een antwoord op de vraag wat de beste kwaliteit oplevert: een afbeelding maken met een klassieke camera en scannen of een afbeelding maken met een digitale camera.
De hype die er de afgelopen jaren heerst rond digitale technieken is gigantisch en ook de fotografie wordt in grote mate beïnvloed en zelfs gestuurd door deze ontwikkelingen. Samen met het internet bevindt de fotografie zich in het oog van de digitale storm. De voordelen van het digitale beeld liggen voor de hand: je kan je foto’s retoucheren, corrigeren, bewerken ad infinitum. Bovendien kan je je opnamen verzenden per e-mail, of de wereld van je creatieve werk laten meegenieten door het te posten op je website. Nu professionele fotolaboratoria meer een meer overstappen op industriële digitale printers, kan je je kiekjes zelfs op het klassieke lichtgevoelige en lang houdbare fotopapier laten afdrukken. Ook thuis kan je met een goede inkjetfotoprinter van de laatste generatie scherpe en contrastrijke beelden printen.

In de praktijk
De praktische voordelen van een digitale camera liggen voor de hand. Na de opname kan je je beelden onmiddellijk inspecteren: op het scherm van je computer zie je snel of de foto over- of onderbelicht is. Onvoldoende scherpte en andere gebreken kan je dan onmiddellijk rechtzetten. Ook als je niet in de buurt van je pc bent, kan je, op het kleine ingebouwde LCD scherm van de camera je beelden evalueren en minder geslaagde exemplaren wissen. Bij het gebruik van een klassiek fototoestel moet je natuurlijk je films eerst laten ontwikkelen en afdrukken wat meestal toch een paar uur of zelfs enkele dagen kan duren. De mogelijkheid om een minder geslaagde opname opnieuw te schieten heb je dan meestal niet meer.

Geheugen
Digitale camera’s gebruiken verwisselbare geheugenkaartjes om de beelden tijdelijk op te slaan. Nadat je de beelden naar je pc hebt gestuurd, kan je dit kaartje wissen of formatteren, zodat je het opnieuw kunt gebruiken: wie veel fotografeert kan aanzienlijk bezuinigen op film- en ontwikkelkosten. Toch is het aan gebruik van Smartmedia of CompactfFash kaartjes ook een belangrijk nadeel verbonden. Niettegenstaande de capaciteit steeds groter wordt is het kaartje op een gegeven moment gewoon vol en moet je de beelden naar je pc transfereren. Je moet dus ook op reis een computer meeslepen. Bovendien verbruikt een digitale camera aanzienlijk meer stroom dan een gewoon toestel: je moet voldoende reserve batterijen meenemen of af en toe de mogelijkheid hebben om de accu’s op te laden. Gebruik je een klassiek toestel dan kan je gewoonlijk veel ‘vrijer’ werken: zelfs in de meest afgelegen gebieden kan je wel aan kleinbeeldfilmpjes geraken.

Klassiek
In principe heb je twee mogelijkheden om een digitaal beeld te produceren. Je kan je bestaande foto’s, negatieven of dia’s inscannen met vlakbed of filmscanners of je maakt foto’s met een digitaal fototoestel. De digitale beelden van scanner en digitaal fototoestel komen dus op een heel verschillende manier tot stand. Een klassiek fototoestel gebruikt natuurlijk negatief- of diafilms. Een beeld wordt opgebouwd uit kleine lichtgevoelige zilverhalogenide korreltjes. Dit zijn als het ware ‘analoge pixels’ die gelijkmatig en zonder patroon over de emulsie verdeeld zijn. De informatie die een kleinbeeldfilmpje kan bevatten hangt ondermeer af van het scheidend vermogen van het gebruikte objectief, maar ook van de ISO-gevoeligheid. De korrelgrootte neemt namelijk toe naarmate een film meer lichtgevoelig is. Maar ook de (on)zorgvuldigheid waarmee een filmpje ontwikkeld wordt, kan de korrelgrootte en kleurweergave beïnvloeden. Onder optimale omstandigheden belicht en ontwikkeld bevat een kleinbeeldnegatief voldoende detail om gescand te kunnen worden aan 3000 tot 4000 dpi. Dit resulteert in een beeld van 3000×4500 tot 4000×6000 pixels of 12 tot 24 megapixels. Scan je afdrukken in met een vlakbedscanner, dan moet je er aan denken dat het beeld reeds drie optische systemen gepasseerd is: het cameraobjectief en film, het vergrotingsobjectief bij de afdruk op fotopapier, en tenslotte de optische elementen en lineair CCD-array van je scanner. Het beeld verliest telkens wat scherpte en detail.

Soort scanners
Je kan ten minste één tussenstap uitschakelen door niet van een afdruk maar rechtstreeks van het originele negatief te scannen met doorzichtscanners. Deze zijn vaak aanzienlijk duurder dan vlakbedtoestellen omdat de mechanische en optische onderdelen veel nauwkeuriger afgesteld moeten worden. Een kleinbeeldnegatief scannen aan 4000 dpi betekent dat samples genomen worden met een tussenafstand van maar zesduizendste mm.

Digitaal
Als je de digitale camera bekijkt als een kleine en draagbare scanner, dan scant deze in een fractie van een seconde het beeld dat door het objectief op de lichtgevoelige chip wordt geprojecteerd. De kwaliteit van je foto is dus slechts afhankelijk van een klein aantal variabelen: de deugdelijkheid van de lens en de lichtgevoelige chip. Meestal wordt het ruwe beeldbestand reeds in de camera omgezet naar het tif of jpg formaat en hier kan er wel verlies optreden. Het objectief van een digitale spiegelreflexcamera zal natuurlijk een scherper beeld leveren dan het lensje van een kleine webcamera en ook de CCD heeft vanzelfsprekend een hogere resolutie: 3 megapixel is momenteel de standaard en camera’s met chips van 5 tot 6 megapixels zijn er al of worden in de loop van dit jaar verwacht. Vaak heb je wel de mogelijkheid om de ruwe beeldbestanden te bewaren tot je ze met je computer naar de meer gangbare formaten kan omzetten. Het voordeel is dat je je pc met krachtiger hard- en software kan uitrusten en tijdens het ‘digitaal ontwikkelen’ nog aanzienlijk kan bijsturen.

De test
De foto’s tonen hetzelfde onderwerp. Voor de eerste opname werd gebruik gemaakt van een Nikon D1 met 24 -120 mm zoom-objectief. Het ruwe(RAW) beeld werd later met Nikon Capture software omgezet naar ongecomprimeerde tiff. De tweede opname werd enkele ogenblikken later opgenomen met een Nikon F100 met dezelfde 24 -120 mm lens. De minimale gevoeligheid van de Nikon D1 is ISO 200, dus kozen we voor de analoge opname voor een Fuji Velvia diafilm van eveneens ISO 200. Na ontwikkeling werd de dia ingescand op een Microtek Artixscan 4000T negatief scanner.

jpg-detail van de scan (570KB)
jpg-detail van de digitale camera (1,2MB)

Conclusie
Met de huidige generatie digitale camera’s is het nog niet mogelijk de hoge resolutie van een goede scanner te evenaren. Niet alleen resolutie is echter bepalend voor de beeldkwaliteit. Omdat je met een digitale camera een aantal tussenstappen uitschakelt, verkrijg je een heel helder beeld met een mooie, verzadigde en toch genuanceerde kleurschaal. Dit valt extra op bij de weergave van grote kleurvlakken zoals bijvoorbeeld bij een helderblauwe lucht.

3 REACTIES

  1. interessant artikel, alleen heel jammer dat de jpg-details, waar het nu juist om draait niet te zien/laden zijn!

Comments are closed.