Bij een televisie (en het scherm van je pc) gaat het om de basiskleuren rood, groen en blauw, maar bij een printer gebruikt men cyaan, geel en magenta. Door deze drie basiskleuren te mengen, produceert de printer alle andere kleuren. Alleen zwart is een probleem, omdat het heel moeilijk is om een mooi zwart oppervlak te krijgen met behulp van het mengen van de drie primaire inktkleuren in de printer: meestal ziet het zwart er ofwel heel erg donkergroen ofwel nogal grijzig uit en vaak heeft het ook nog een rode schijn of schaduw. Daarom hebben de printerfabrikanten meestal een vierde inktcassette met zwarte inkt voorzien. Je vermijdt dus best merken printers waar geen aparte zwarte inkt bij zit. Een paar printers hebben wel een zwarte inktcassette, maar ze kan dan niet tegelijk met de kleurencassette (waar vaatjes voor de drie primaire kleuren inzitten) in het apparaat gebruikt worden. Dat is geen probleem als je tijdens het afdrukken van kleurenafbeeldingen slechts zelden een behoefte hebt aan zwart, omdat je voor het afdrukken van gewone zwarte tekst of zo immers de inktcassette kunt uitwisselen. Als je dat heen en weer wisselen tussen de zwarte en de kleureninktcassette hinderlijk vindt, houd je het best bij een type waar beide cassettes tegelijk in kunnen. De meeste moderne kleureninktspuiters voldoen hieraan.
Kwaliteit
Het modewoord van tegenwoordig is fotorealistisch drukken. Dat betekent dat het resultaat er zoveel mogelijk als een echte kleurenfoto moet uitzien. Om dat mogelijk te maken moet het mengen van kleuren nog veel verfijnder verlopen dan wat kan met slechts drie basiskleuren. Daarom verdeelt men de zwarte cassette soms nog in meerdere compartimenten met extra kleuren, zodat nog meer kleurtinten en dus een nog betere kwaliteit mogelijk is. Meestal is dit voorzien als een optie in de vorm van een zogenaamde fotorealistische inktcassette. Die moet je dan in de plaats van de normale zwarte-inktcassette in je printer plaatsen.
