Kafka vertelt

0
18

De laatste ambtenaar die in het verweer ging tegen zijn bazen, was Paul van Buitenen. Zoals de naam laat vermoeden een buitenbeentje binnen de Europese administratie. Niet te verwonderen: wie de klok luidt — of in dit geval de alarmsirenes laat loeien — krijgt de klepel op zijn kop. Dat hebben ze in Nederland alvast goed begrepen. Bij de publicatie van Van Buitenens boek over de malversaties van de Europese Commissie werd er een klokkenluidersvereniging opgericht, die de klokkenluiders financieel en moreel wil bijstaan. Eerlijk duurt het langst, maar wordt zeker niet altijd beloond. In tegendeel, ook bij ons krijgen rechtschapen ambtenaren regelmatig het deksel op de neus. Willy Vermeulen, die als onderzoeksambtenaar bij het voormalige Hoog Comité van Toezicht de alarmbel luidde en een zestigtal bezwarende dossiers overhandigde aan een schare volksvertegenwoordigers, luidde daarmee niet enkel de doodsklok over het Hoog Comité, maar ook over zijn eigen carrière. Na een waslijst aanklachten en gerechtelijke onderzoeken tegen deze onderzoeker, is het de laatste tijd stil geworden rond Vermeulen. Na het opheffen van het Hoog Comité bleef hij nog geruime tijd op zijn oude werkplek, als laatste der mohikanen. “Foutje van de computer”, zullen ze op justitie wel gezegd hebben, toen bleek dat Vermeulen als enige moest verder werken voor een dienst die niet meer bestond. Er werd dus snel een oplossing gesmeed, zodat Vermeulen weer aan het werk kon — in actieve dienst, zoals dat in ambtenarenjargon heet.Vandaag de dag werkt hij officieel voor Justitie. Ik vond hem, of tenminste zijn bureau, na een lange speurtocht in de School voor Criminalistiek, nu ja, school is misschien wel iets te overdreven. In feite huist hij aan de Regentlaan op de derde verdieping van een moderne betonblok tegenover de Amerikaanse Vertegenwoordiging bij de Europese Unie. Aan de ingang van de School voor Criminalistiek hangt een veelzeggende computertekening met Vermeulen in de cel en daaronder zijn naam. Wanneer ik de deur open, stap ik in de grote leegte met de afmetingen van een balzaal, waar het blauwe vasttapijt de stilte domineert. Links van mij loop ik een kleine gang in. Aan de linkerzijde laat een geopende toiletdeur weinig aan de verbeelding over: het vals plafond is gedeeltelijk ingestort. Pal aan de overzijde het kantoor van Willy Vermeulen. De ruimte is gevuld met een allegaartje van tafels, stoelen en kasten. En nee, hij zit er blijkbaar niet alleen, zijn secretaresse mag hem gezelschap houden. Om hem niet helemaal van de buitenwereld af te snijden beschikt hij over één telefoon, zijn levenslijn zeg maar. Op de tafel prijkt een computer met netwerkaansluiting. Logisch: als ambtenaar bij justitie moet je toch de collega’s kunnen bereiken, de database van justitie raadplegen of op het Internet rondstruinen. De werkelijkheid staat echter dichter bij Kafka. Het is enkel een peer to peer-netwerkje naar de computer van zijn secretaresse, die amper twee meter verder zit. Wat het tweetal in de School voor Criminalistiek behoort uit te voeren, is voor mij als leek volkomen duister. Want de eigenlijke toegang naar deze school is hermetisch afgesloten en noch Vermeulen, noch zijn secretaresse kunnen er binnen. Wanneer ik uiteindelijk even verder in de tijd een rondleiding krijg door het schoolgebouw, val ik van de ene verbazing in de andere. In de hele School voor Criminalistiek is geen levende ziel aanwezig. De laatste ongeopende brief die ik op een bureau aantref, is al meer dan een maand oud. Het stof op de banken in de gloednieuwe vergaderzaal, de burelen, de keuken en het magazijn lijkt zich niet te herinneren wanneer hier voor het laatst les werd gegeven. Wanneer ik het spookdepartement verlaat, realiseer ik mij dat Franz Kafka (link opent een nieuw venster) nog leeft en dat de tijd in dit land de adem inhoudt en wacht.

Vorig artikelFreeNet geeft volledig anonieme toegang
Volgend artikelSlakkengang